top of page
Foto van schrijverSusan van Eyck

Wisselvallige dagen deel 9 - Evelien

Bijgewerkt op: 9 aug. 2018


Als je naar de lucht kijkt, kun je je haast niet voorstellen dat het hier een paar dagen geleden zoveel geregend heeft. Er is geen stukje grijs meer te zien, geen enkel wolkje, alleen maar blauw en felle zon. Vanmorgen om tien uur was het al warm, tegen het einde van de middag zal de temperatuur volgens de voorspellingen oplopen tot meer dan dertig graden.

Met het mooie weer zijn ook de mensen tevoorschijn gekomen. Overal op de camping is het druk, het zwembad is echt bomvol. Overal liggen mensen te zonnen op handdoeken en ligbedjes, het gras is bezaaid met buggy’s, bolderkarren, zwemtassen, teenslippers, koelboxen en strandballen.

Ik heb mijn handdoek neergelegd onder een van de weinige bomen die er staan. Heerlijk, die schaduw. Het enige koele plekje in het hele zwembad, op het water na dan, maar daar ga ik toch niet in. Ik zou er waarschijnlijk niet eens meer bij passen, al zou ik het willen.

Een paar meter verderop zit een groepje meiden van een jaar of veertien met onwaarschijnlijk lange, dunne benen. Ze liggen met hun gezichten naar elkaar toe te kletsen met elk een blikje cola naast zich en in het midden een enorme zak chips. Ik observeer ze zo onopvallend mogelijk en voel me jaloers, niet alleen omdat ik nu niet zo slank ben, maar ook omdat ik dat eigenlijk op die leeftijd ook al niet was. Ik heb nooit geweten hoe het is om zonder gêne in een bikini rond te lopen, om heel strakke, blote kleren te dragen, om alles te kunnen eten zonder een grammetje aan te komen. Ik heb me in de eerste jaren van mijn puberteit doodgeschaamd voor mijn lichaam en ik vertoonde me alleen in een badpak als het echt niet anders kon. Dat veranderde toen ik op mijn zestiende Sander ontmoette, die me ondanks mijn korte stevige beentjes, mijn brede heupen en mijn cellulitis gewoon mooi vond en nog seks met me wilde ook, maar nu hij bij me weg is, is die zekerheid ook weg. Ik ben opeens zo bang dat ik me nooit meer bloot zal durven geven, dat ik me nooit meer zeker zal voelen over mijn lijf. Belachelijk eigenlijk, dat ik zo afhankelijk ben van de goedkeuring van een persoon dat met hem ook mijn zelfvertrouwen is verdwenen. Maar ik kan er niks anders van maken.

Het water in mijn flesje is vies lauw geworden. Het smaakt bitter, metaal-achtig. Even overweeg ik om het toch op te drinken, dan besluit ik om iets anders te gaan halen. Ik wikkel mijn handdoek als een rok om mijn heupen, vraag mijn ouders en broertje wat zij willen hebben en loop snel naar het kioskje.

‘Hé, Evelien!’

Ik schrik op. Drie blikjes fris en een Cornetto rollen over het gras, mijn portemonnee landt net naast een modderig plasje water.

‘Eh, hoi,’ weet ik uit te brengen, en probeer zo elegant mogelijk te bukken om mijn spullen op te rapen, maar door die beweging glijdt die rottige handdoek van mijn lichaam af. Snel pak ik ‘m op en sla ‘m om me heen, maar dan valt de rest weer op de grond. Goed bezig, Evelien. Je bent al een heel eind op weg naar het hervinden van je zelfvertrouwen, femme fatale die je bent.

‘Laat mij maar.’ Noah bukt en raapt vlug een voor een mijn spullen op. ‘Zo, lekker aan het zwemmen?’

‘Gaat wel.’ Had ik nu toch maar wat mascara opgedaan vanmorgen. Of in elk geval een zonnebril opgezet. ‘Jij?’

‘We gaan straks een waterpolowedstrijd houden in het wedstrijdbad. Doe je mee?’

‘Beter van niet,’ zeg ik. ‘Ik ben niet zo sportief.’

‘Blijf je dat nou zeggen? Je was toch een ware voetbalheld laatst?’

‘Zeker. De voetbalspits van het millennium, de nieuwe vrouwelijke... Wesley Sneijder.’

‘Zo mag ik het horen!’ Noah lacht breed. ‘Alleen is Wesley Sneijder een middenvelder.’

‘Ik zei al dat ik er geen verstand van had. En vandaag vind ik het eerlijk gezegd een beetje te warm om te sporten. Het is meer weer om lekker in de schaduw te gaan zitten met een boek.’

‘Natuurlijk. Je hebt werkpaarden en luxepaarden.’

Ik kijk hem ontzet aan en hij schiet in de lach.

‘Nee joh, je hebt groot gelijk. Het is ook te warm om te sporten. Als ik jou was zou ik ook lekker een boek gaan lezen. Maar beloof me dan in elk geval wel dat je morgenavond naar het feest komt.’

‘Wat voor feest?’

‘Oh, gewoon, een soort disco met allerlei oude hits, van alles door elkaar. Gewoon gezellig, in de kantine. Kom je?’

‘Misschien,’ zeg ik vaag. ‘Ik denk het wel.’

‘Top!’ Noah legt de blikjes in mijn armen. ‘Ik moet weer door, ik zie je dan in elk geval morgen.’

‘Ja, tot morgen...’ zeg ik vaag.

Mijn moeder zit druk te telefoneren. Als ze mij ziet aankomen, zwaait ze, zegt nog iets in haar mobiel en komt dan naar mij toe gerend.

‘Oh, Evelien, het is helemaal mis tussen Manon en Floris. Ik had net Manon aan de telefoon, het arme kind is helemaal overstuur.’

‘Wacht even, hoor. Manon en Floris hebben ruzie en nu belt zij jou?’

‘Ze belde om te vragen of ze hem kon spreken, hij had gezegd dat hij naar ons zou gaan, maar de huistelefoon staat doorgeschakeld naar mijn mobiel. Wat een toestand toch weer.’

‘Waarom?’ vraag ik. ‘Ook zij kunnen toch wel een keer ruzie hebben? Ze zijn heus niet het perfecte stel, hoor, al lijken ze dat misschien. Waar gaat het over?’

‘Dat wilde ze niet zeggen, maar volgens haar is het echt goed mis. Floris wil haar een tijdje niet zien en zij weet niet meer wat ze moet doen. Ik heb haar gezegd hier naartoe te komen.’

‘Oké.’ Ik haal mijn schouders op. Aardig van mijn moeder, maar ze komt toch niet. Manon met haar merkpakjes, haar pumps en haar dure huis. Alsof zij op een camping zou gaan zitten. De camping van haar schoonouders nota bene. Als Floris en Manon tegenwoordig eens in het jaar op visite komen, is het veel.

‘Papa haalt haar over een uur van de trein.’

Wát? ‘Komt ze echt? Wat moet ze hier nou?’

‘Er eventjes uit zijn. En als ze een luisterend oor nodig heeft dan zijn wij er voor haar.’

‘Dat doe je toch bij je eigen ouders?’ mompel ik. Ik kan er niks aan doen, maar ik vind het een rare gang van zaken. Het is niet bepaald zo dat ik vier handen op één buik ben met mijn broer, maar als het erop aankomt zitten wij in zijn kamp. Zo zijn de ongeschreven wetten. Ik kon het prima vinden met de familie van Sander, maar nu we uit elkaar zijn horen zij bij Sander en niet bij mij.

‘Niet zo onaardig, Evelien. Je weet dat ze niet zo’n goede band heeft met haar eigen ouders. Ze is al jaren de vriendin van je broer, als zij een plek nodig heeft om bij te komen dan bied ik haar die graag aan. Ik heb haar uitgenodigd en zij heeft die uitnodiging aangenomen. De rest is voor jou niet belangrijk.’

Mokkend kijk ik voor me uit. Het is voor mij wel degelijk belangrijk als je bedenkt dat er in de caravan van mijn ouders drie slaapplekken zijn en ze dus hoogstwaarschijnlijk bij mij in het tentje zal slapen, een piepklein tweepersoonstentje met een schrijnend gebrek aan privacy. Ik weet dat ik heb gezegd dat ik het naar vond om ‘s nachts alleen te zijn, maar er zijn wel grenzen. Ik bedoel, ik heb geen hekel aan Manon, maar zo close zijn we niet. We hebben jaren met elkaar op school gezeten, toen Floris nog thuis woonde kwam ze bijna dagelijks over de vloer, inderdaad omdat ze het destijds thuis niet zo leuk had, maar in al die tijd hebben we nauwelijks meer dan vier volledige zinnen met elkaar gewisseld.

‘Kom, trek je kleren aan, dan fietsen wij naar het dorp om een appeltaart te halen.’

Alsof er iets te vieren valt. Ze heeft nota bene ruzie met haar vriend. Maar goed, ik zal niet langer tegenstribbelen, mijn moeder zal wel het beste weten hoe je om moet gaan met schoondochters in een relatiecrisis. Ik loop terug naar mijn plekje onder de boom, hijs mijn lange katoenen jurk over mijn badpak en gooi mijn spullen in mijn tas. Onwillekeurig speur ik nog een keer het zwembad af om een glimp van Noah op te vangen, maar ik zie hem nergens, dus ik draai me om en loop naar de uitgang.


Volgende: deel 10

Vorige: deel 8

64 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page