Wisselvallige dagen deel 18 - Sander
- Susan van Eyck
- 14 aug 2018
- 7 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 15 aug 2018

Wat ben ik toch een idioot. Nu ze hier voor me zit, voel ik pas goed hoe stom ik eigenlijk ben. Ik had nu met haar langs het strand in Frankrijk kunnen wandelen, hand in hand. Ik had haar in mijn armen kunnen houden, met haar in bed kunnen liggen, haar overal kunnen kussen. Ik had alles, met haar had ik alles, en ik heb haar ingeruild alsof ze een paar schoenen was. Als ik haar terugkrijg, als ze me ook maar een piepklein kansje wil geven om het goed te maken, dan vraag ik haar ten huwelijk. Misschien niet meteen, misschien moet ik haar eerst de kans geven om weer aan me te wennen en haar vertrouwen in ons terug te krijgen, maar zodra de ergste barsten in onze relatie zijn hersteld, zal ik alles doen om haar mijn liefde te bewijzen.
āWat kom je doen?ā vraagt ze.
Ik pluk een madeliefje, rol het heen en weer tussen mijn vingers en ga op het puntje van haar stretcher zitten. Ze staat meteen op en loopt bij me vandaan, waardoor ik bijna met stretcher en al omkieper. Ik heb duidelijk nog een lange weg te gaan voor dat huwelijksaanzoek aan de orde is. Voorlopig mag ik al blij zijn als ze überhaupt naar me wil luisteren.
āNou?ā
āIk kom met je praten,ā zeg ik.
āEn kan dat niet wachten tot ik weer terug ben?ā
āIk vind het belangrijk om nu met je te praten.ā
āJa, jĆj vindt het belangrijk,ā zegt ze fel. āMaar misschien heb ik er nu wel helemaal geen behoefte aan. Ik ben hier om vakantie te houden, niet om met jou bezig te zijn.ā
āIk snap dat je dat zegt,ā zeg ik zacht. āIk snap dat je nu keihard bent, dat ik eerst flink door het stof zal moeten voor je weer een blik waardig gunt. Dat is mijn verdiende loon, dat weet ik.ā
Dit is gemeen van me, ik weet het. Het is precies de gevoelige knop die ik nu indruk, de knop waarmee ik medelijden opwek en een beeld van haar schets dat ze zo snel mogelijk van zich af zal willen schudden. Evelien is absoluut niet hard of rancuneus, eerder veel te soft, en het laatste wat ze wil is dat iemand voor haar door het stof kruipt. Zo zit ze helemaal niet in elkaar. Ze wil gewoon rust, terecht, en als ik net zo zachtaardig zou zijn als zij dan zou ik haar die rust ook gunnen. Helaas ben ik daar te egoĆÆstisch voor. Ik ben hier met een missie en dat is Evelien terugwinnen. Ik ga het niet opgeven omdat zij rust wil. Rust kan altijd nog, samen.
Mijn strategie lijkt te werken, de blik in haar ogen wordt iets zachter, haar lichaamstaal minder gesloten. Misschien, heel misschien, dat er vandaag toch gepraat kan worden.
āIk ben er niet op uit om je terug te pakken,ā zegt ze verdedigend. āMijn hoofd staat er nu gewoon niet naar om met je te praten, maar dat heeft niks met jou te maken. Ik ben allang niet meer boos op je.ā
āAllang niet meer?ā vraag ik ongelovig.
āNee.ā Ze glimlacht een beetje. āIk heb zelfs het gevoel dat ik er al een heel eind overheen ben. Daarom heb ik nu juist geen zin om het gesprek aan te gaan omdat jij er opeens behoefte aan hebt. Maar goed, misschien kunnen we het ook maar beter hier en nu doen zodat we het definitief kunnen afsluiten en allebei verder kunnen met ons leven. Anders zit ik er ook maar tegenaan te hikken.ā
Definitief afsluiten? Verder kunnen? Waar heeft ze het over? Waar hikt ze tegenaan?
āMaar⦠maar is dit het dan voor jou? Wil je dan zelfs niet overwegen om ons nog een kans te geven? Is het voor jou echt definitief over, voel je niks meer voor me?ā
āDit was jouw keuze. Jij bent degene die is weggegaan, leg dat niet bij mij neer.ā
āIk weet dat ik degene ben die is weggegaan. Ik weet nu ook dat ik een verkeerde keuze heb gemaakt en dat ik alles wil doen wat binnen mijn vermogen ligt om die fout terug te draaien. Ik hou van je, Evelien, meer dan van wie dan ook op de wereld, en ik wil alles doen om dat aan je te bewijzen. De keuze is nu aan jou of je me die kans wil geven.ā
āDat is nou precies wat ik bedoel. Je maakt het mijn verantwoordelijkheid. Ik heb nooit onze relatie willen verbreken. Ik wilde oud worden met je. Maar jij werd verliefd op een ander, jij ging weg, jij hebt nu spijt en nu leg je de bal bij mij neer, terwijl ik daar nooit om heb gevraagd. Je dwingt mij nu in een positie die ik helemaal niet wil hebben. Ik moet nu tegen jou zeggen dat ik het niet meer met je wil proberen, weet je wel hoe moeilijk ik dat vind? Terwijl ik er helemaal niet om heb gevraagd dat je hier kwam smeken om een tweede kans. Ik had liever dat je gewoon was weggebleven.ā
āOkĆ©,ā zeg ik verslagen. āDus je wil echt niet meer?ā
āNee. Ik wil echt niet meer.ā
āWil je er ook niet over nadenken? Misschien dat het toch beter is om het te laten bezinken, om over een paar weken nog eensā¦ā
āNee! Ik wil echt niet meer. Ik ben verdomme blij dat het eruit is, ik heb geen zin om het over een paar weken nog een keer te moeten zeggen. Ik. Wil. Niet. Meer. Duidelijk?ā
āOkĆ©, ik snap het. Blijkbaar heb ik je zo gekwetst dat het niet meer te herstellen is. Dat spijt me in ieder geval.ā
āHet is niet alleen dat. Als je een paar weken eerder was gekomen dan was het misschien heel anders geweest, dan had ik het misschien nog wel willen proberen, maar ikā¦ā Ze zucht, haar adem trilt. āIk zal eerlijk tegen je zijn, want dat gun ik je dan nog wel na al die tijd: ik heb iemand ontmoet. Iemand voor wie ik in korte tijd heel veel ben gaan voelen.ā
Bam. Het had niet harder aan kunnen komen als ze me met een honkbalknuppel in mijn g
ezicht had geslagen. Evelien met iemand anders, ik heb het gevoel dat ik door de grond zak van ellende.
āWie is dat dan, ik bedoel, hoe kun je zo snel iemand hebben leren kennen?ā stamel ik totaal overrompeld. āSpeelde het al toen we nog samen waren, is het iemand die ik ken?ā
āNee. Ik heb hem hier op de camping leren kennen, het is allemaal nog heel pril maar wel heel heftig.ā Hoewel ze verder ernstig kijkt lichten haar ogen een beetje op steeds als ze het over die ander heeft. Ik kan haar niet aankijken zonder aanhoudend een steek te voelen.
āHeb je het met hem gedaan?ā hoor ik mezelf vragen.
āHeb jij het met Fleur gedaan?ā kaatst ze terug. āDat vraag ik toch ook niet? Ik wil het niet eens weten.ā
God, ze heeft gelijk. Ik ben een grote hypocriet. Ik word misselijk bij het idee van Evelien die aangeraakt wordt door een andere man, maar zelf ben ik al met Fleur in bed beland voor het goed en wel uit was met Evelien. Het was niet mijn bedoeling om vreemd te gaan, het is totaal tegen mijn principe, maar het gebeurde wel. En ik heb me daar uiteraard wel wat schuldig om gevoeld, maar toen het eenmaal uit was met Evelien heb ik er nooit meer zo bij stilgestaan. Tot nu. God, wat heb ik haar aangedaan? Wat heb ik haar aangedaan? Ik voel het nu pas, nu ze me een levensgrote spiegel voorhoudt en alle pijn als een boemerang bij me terugkomt.
We willen allebei tegelijk iets zeggen, maar dan klinkt er vanuit de caravan een jammerend geluid. Evelien springt zo snel op dat de stretcher bijna kantelt en rent naar de deur. Ik voel instinctief dat er iets goed mis is en in en impuls ren ik achter haar aan. Binnen in de caravan ligt Manon, de vriendin van haar broer. Ik heb geen idee wat ze überhaupt in deze caravan doet, wat ik wel zie is dat ze kromgetrokken van de pijn op bed ligt, haar gezicht bezweet en koortsig, haar gezicht vertrokken van de pijn. Evelien probeert haar te sussen, zoekt op een lijstje nummers de spoedeisende hulp en belt met haar mobiele telefoon. āZe is zwanger, ze weet niet precies hoe lang,ā hoor ik haar zeggen en enigszins verbijsterd kijk ik op. Is Manon zwanger? Dat was wel het allerlaatste wat ik had verwacht. Maar waar is Floris dan?
āSander, ben jij met de auto?ā vraagt Evelien. Ik knik en ik hoor haar tegen de persoon aan de andere kant zeggen dat we een auto tot onze beschikking hebben en dat we er zo snel mogelijk aan komen.
āWaar sta je precies?ā vraagt ze als ze heeft opgehangen.
āOp het parkeerterrein buiten de slagboom, ik kan het terrein niet op.ā
āGod ja.ā Evelien slaat met haar hand tegen haar voorhoofd. āDat is nog een heel eind lopen.ā Ze kijkt naar Manon, die kermend en kromgetrokken van de pijn ligt te kronkelen op bed. āDat redt ze nooit. Ze kan amper staan.ā
āIk kan haar wel dragen.ā
Evelien schudt haar hoofd. āIk heb hier het nummer van de receptie, ik leg wel uit dat we een spoedgeval hebben en vraag of ze een inrijkaart voor je regelen. Als jij dan vast naar de receptie loopt. Of beter nog, pak maar een fiets van mijn ouders. Die haal ik later dan wel weer op. Hoe sneller we in de auto zitten, hoe beterā
āIk ga al.ā Zachtjes strijk ik een krul uit haar gezicht. āHet komt wel goed, Eef.ā
Nog geen vijf minuten later ligt ze op mijn achterbank. Evelien zit naast me op de bijrijdersstoel. Het is maar goed dat het verkeer vandaag rustig is, want ik heb nog nooit met zoān hoge snelheid over de provinciale weg gereden. Het streekziekenhuis is gelukkig niet al te ver weg. We melden ons, Manon verdwijnt achter glazen schuifdeuren. Evelien wijkt geen seconde van haar zijde, ik blijf achter bij de balie in de centrale hal en roep ze vluchtig na dat ik beneden blijf wachten tot ze klaar zijn.
Het duurt lang. Heel lang. Ik drink achter elkaar zwarte koffie, tot ik me totaal opgefokt voel. Ik blader door tijdschriften als Grasduinen en Plus Magazine zonder ook maar een letter in me op te nemen. Ik ijsbeer zo driftig heen en weer dat de vrouw achter de balie af en toe verstoord opkijkt. Eindelijk gaan de liftdeuren open en is het Evelien die naar buiten komt.
āWaar is Manon?ā vraag ik.
āZe wordt met spoed geopereerd.ā
āWat? Wat is er aan de hand? ā
Evelien slikt. Er rolt een traan over haar wang.
āHet is een buitenbaarmoederlijke zwangerschap.ā
Volgende: deel 19
Vorige: deel 17
ComentƔrios